Koninklijke Orkestvereeniging Symphonia

Henk Briër, dirigent van 1966 tot 2001

Nog steeds opvallend repertoire

In 1979 bracht het orkest twee composities die niet op het gangbare repertoire van beroepsorkesten stonden. Ten eerste La Muse et le Poète voor viool, cello en orkest van Saint-Saëns, met medewerking van violiste Henny Ravestein, en de cellist van het Concertgebouw Yke Viersen. En vervolgens drie van de Légendes opus 59 van Dvorak.

Een bijzondere solist was op 7 mei 1981 de pianist Martijn van den Hoek, met op zijn verzoek een van de pianoconcerten van Johann Nepomuk Hummel (1778-1838). Door zijn briljante heldere vingertechniek met uitgebalanceerd toucher en wat bravoure op de juiste plaatsen wist hij alles uit dit moeilijke concertstuk te halen wat er in zat. Hij werd daarbij redelijk gesteund door het orkest.

In december van hetzelfde jaar beklom weer een topsoliste het podium, namelijk de violiste Theodora Geraets. Zij had in 1979 het befaamde Oscar Back Concours gewonnen, waarna haar carrière een komeetachtige vlucht maakte met onder meer een optreden bij het Residentie Orkest.

De pers schreef gunstige beoordelingen over de programmakeuzes van Symphonia en ze beval de concerten van harte aan bij het publiek. Toch werden de omstandigheden steeds moeilijker. Dirigent Briër bracht naar voren dat de binding met de Doelen niveau vereiste, maar dat het een uiterst moeilijk zo niet een bijna onmogelijke taak was geworden om dit peil te bereiken en handhaven. Leeftijd ging in muzikaal opzicht een rol spelen, mede door de absentie op de repetities en door het feit dat enkele leden niet meer aan normaal te stellen eisen voldeden. Hij bracht de lege plaatsen in het orkest ter sprake, vooral bij de blazers, het weglopen van jongere leden, het subsidiebeleid en de samenwerking met koren.

naar boven